Basisbegrip 21: Inductieve redenering

Logici maken veelal onderscheid tussen drie soorten redeneringen – deductie, inductie en abductie – waarvan de inductieve redenering waarschijnlijk het meest wordt gebruikt en de meest bruikbare resultaten oplevert.


Een inductieve redenering is een redenering waarbij vanuit een bepaalde situatie (de ‘bron’) wordt gegeneraliseerd of doorgeredeneerd naar een algemenere of verwante situatie (het ‘doel’).


Stel bijvoorbeeld dat je een doos met bonbons hebt gekregen, die allemaal in een bruin glimmend papiertje zijn gewikkeld. Je maakt er twee open en wanneer je ze opeet, ontdek je dat ze allebei een karamelvulling hebben. Als je naar aanleiding daarvan concludeert dat alle bonbons in de doos een karamelvulling hebben, is dat een inductieve gevolgtrekking, waarbij je op basis van de bonbons die je hebt geproefd een algemene conclusie trekt over alle bonbons in de doos (de gehele ‘populatie’).


Inductieve generalisatie

Dit type inductieve redenering, waarbij naar aanleiding van een steekproef een conclusie wordt getrokken over een hele populatie, wordt ook wel een inductieve generalisatie genoemd. Iedereen kent ze, want in het nieuws komen ze veel voor. Als je bijvoorbeeld hoort dat 87% van de Amerikaanse bevolking het verschil tussen soennieten en sjiieten niet kent, is dat een inductieve generalisatie, waarbij op basis van een steekproef van pakweg 300 mensen uit Iowa of Ohio een uitspraak wordt gedaan over hun 300 miljoen landgenoten.

Bij inductieve redeneringen gaan we ervan uit dat de wereld waarneembare patronen bevat. Wanneer je een inductieve gevolgtrekking maakt, hoop je dat de nieuwe situatie een voortzetting van het bekende patroon zal zijn. Met een beetje geluk of verstand heb je een patroon geïdentificeerd dat inderdaad bestaat.


Statistisch syllogisme

Een inductieve redenering kan ook andersom verlopen, van algemeen naar specifiek. Stel dat je de verleiding niet kon weerstaan en tien bonbons uit de doos hebt gegeten, die allemaal een karamelvulling bleken te hebben. Je pakt er nog één, waarbij je jezelf uiteraard belooft dat het de laatste wordt. Als je ook deze keer karamel verwacht, ga je ervan uit dat met deze laatste bonbon het patroon van de eerste tien wordt voortgezet. Dit soort inductieve gevolgtrekking, van een meer algemene bewering naar een specifiek geval, wordt een statistisch syllogisme genoemd.


Analogie

Een derde veelgebruikte soort inductieredenering is het gebruik van een analogie. Bij een analogieredenering maken we gebruik van het feit dat twee specifieke situaties op elkaar lijken en passen we kennis van de ene situatie toe op de andere. Stel bijvoorbeeld dat je één bonbon met een bruin glimmend papiertje eromheen hebt gegeten en dat daar karamel in zat. Je pakt er nog één en terwijl je die uitpakt, zeg je tegen jezelf: ‘Deze bonbon lijkt precies Analyseren 60 op de vorige. Er zal ook wel karamel in zitten.’ Waarschijnlijk zonder het te weten heb je daar een analogiegevolgtrekking gemaakt.

Redeneringen op basis van analogie hebben uiteraard ook serieuzere toepassingen. De overeenkomsten tussen het Amerikaanse militaire optreden in Vietnam en dat in Irak zijn al vaker opgemerkt. Je zou kunnen redeneren dat, aangezien de oorlog in Vietnam eindigde met een vernederende terugtrekking van de VS, en aangezien de oorlog in Irak precies op die in Vietnam lijkt, de VS zich te zijner tijd ook vernederd zullen moeten terugtrekken uit Irak.



Figuur 2.23


Inductieve redeneringen kunnen net als alle andere soorten redeneringen worden weergegeven in een redeneerschema. Als een dergelijke redenering geheel inzichtelijk wordt gemaakt, blijkt er altijd sprake te zijn van een premisse die een overeenkomst aangeeft tussen de bronsituatie en de doelsituatie.

Inductieve redeneringen kunnen er altijd naast zitten, omdat de realiteit niet altijd blijkt te voldoen aan het patroon dat we denken te hebben gevonden. Zo heeft men in Europa eeuwenlang geloofd dat alle zwanen wit zijn, wat een op zich redelijke inductieve generalisatie is op basis van de zwanen die men hier aantreft. Later werden in Australië echter zwarte zwanen gevonden en werd de generalisatie ontkracht door de natuur met haar oneindige subtiele variaties.

Hoe kun je bepalen in hoeverre een inductieve redenering betrouwbaar is? Op die vraag is geen algemeen antwoord mogelijk, maar wel is er veel diepgaand onderzoek gedaan naar inductieve redeneringen. Om zelf dergelijk onderzoek te kunnen doen, moet je iets afweten van kansberekening, statistiek en de wetenschappelijke methode.


Zie ook: