Aan wetenschap kleeft vaak het hardnekkige beeld van de 'ivoren toren'. Onderzoekers zouden te
weinig bezig zijn met problemen van alledag, en zouden hun kennis niet over willen brengen op het
grote publiek. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar verzamelingentheorie. Er zijn
wiskundigen die zich bezighouden met de vraag op welke principes verzamelingenleer gebaseerd
moet worden. Ik heb een keer gelezen dat deze verzamelingentheoretici alleen naar elkaar refereren
in hun papers. Dit onderzoek heeft dus geen enkele betrekking op de werkelijkheid, en vindt als het
ware in het luchtledige plaats. We kunnen hier lachwekkend over doen, maar ook dit onderzoek
wordt gesubsidieerd door de overheid. De belangrijke vraag wordt dan: is het dat geld wel waard?
Wat levert de wetenschap eigenlijk op voor de maatschappij?
Hoewel fundamentele wetenschap vaak geen onmiddellijke toepassing kent, is er toch een
duidelijke link tussen technologische vooruitgang en vooruitgang in de wetenschap. Sinds de
opkomst van de moderne wetenschap in de Renaissance, zijn er talloze uitvindingen gedaan waar de
mens zogezegd 'beter' van wordt. Denk aan de uitvinding van de stoommachine tijdens de
Industriële Revolutie, die voortkwam uit fundamenteel onderzoek in de thermodynamica. Denk aan
de uitvinding van de batterij, dynamo, gloeilamp, transformator en de telegraaf die allen mogelijk
werden gemaakt doordat Ampère, Faraday en Maxwell hadden aangetoond dat er een relatie is
tussen elektriciteit en magnetisme. Denk ook aan de ontdekking van penicilline door Sir Alexander
Flemming, dat een schoolvoorbeeld is van serendipiteit: bij toeval ontdekte hij dat er geen bacteriën
groeiden in de buurt van een bepaalde schimmel die per ongeluk bij een van zijn bacteriekoloniën
was gekomen. Het filtraat van de schimmel, genaamd penicilline, bleek een sterk geneesmiddel te
zijn. Denk verder aan de uitvinding van de transistor, zonder welke er geen computers, smartphones
of internet zouden zijn. Bij al deze voorbeelden is er een Nobelprijs aan de ontdekker(s) toegekend.
Het belang van deze uitvindingen is overduidelijk. Hoewel we zonder deze uitvindingen ook
zouden kunnen leven, is dit in de huidige maatschappij ondenkbaar. Door de technologische
vooruitgang kunnen we langer leven, makkelijker communiceren en meer van de wereld zien.
Hierbij moet ik een kanttekening plaatsen voor de alpha's onder ons. De voorbeelden die ik tot nu
toe heb aangehaald komen vooral uit de beta-hoek. Dat is logisch omdat nieuwe ideeën in
geesteswetenschappen niet tot snel tot toepassingen in de maatschappij leiden, laat staan tot
technologische toepassen. Toch denk ik dat de waarde van de geesteswetenschappen wel degelijk in
termen van 'nut voor de maatschappij' kan worden gemeten (de vraag is of dat wenselijk is). Denk
bijvoorbeeld aan de toepassingen in de politiek: scheiding der machten via de trias politica, en
theorieën over de minst slechte staatsvorm (democratie). Daarnaast is rechtsgeleerdheid belangrijk
om de meest geaccepteerde of logische morele regels in juridische wetten te gieten. Verder bieden
over het algemeen sociologie, politicologie, psychologie en filosofie een noodzakelijke reflectie op
de maatschappij en de mens. Zij beantwoorden vragen als: 'Hoe moet ik leven?', 'Welke
redeneerfouten maak ik?', 'Welke vooroordelen heb ik ten aanzien van andere mensen?', 'Is vrijheid
van meningsuiting belangrijker dan het verbod op discriminatie?'. Ik merk echter dat ik het moeilijk
vind om concrete voorbeelden te verzinnen van toepassingen van geesteswetenschappen.
Voorbeelden zoals internet, DNA en GPS spreken daarentegen meer tot de verbeelding. Daarom zal
ik mij beperken tot het 'nut' van de natuurwetenschappen tijdens deze werkvergadering.
Tot zover de loftrompet op de wetenschap. Het belang van het nut of de toepassingen van
wetenschappelijke kennis staat buiten kijf. Ook in de politiek wordt dit steeds meer erkent.
Voormalig minister van onderwijs Plasterk sprak over het “verzilveren van kennis”. In Den Haag is
hier een bureaucratische term voor bedacht: “kennisvalorisatie”. Dit betekent zoiets als “het
waardevol maken van kennis”. Kennisvalorisatie staat centraal in het nieuwe beleid dat van Nederland een top-5 kenniseconomie moet maken. In 2007 werd valorisatie door het
Innovatieplatform (geleid door Jan-Peter Balkenende) als volgt gedefinieerd:
“Valorisatie is een breed begrip. Goed onderzoek verlegt uiteraard de grenzen van onze wetenschappelijke kennis. Dat
is op zich een grote maatschappelijke en culturele waarde. Maar valorisatie van kennis is meer. Daar is pas sprake van
als de kennis niet alleen bruikbaar is voor eigen vakgenoten, maar ook voor andere belanghebbenden, of dat nu
bedrijven, overheden of maatschappelijke organisaties zijn. In alle wetenschapsterreinen is kennis te valoriseren, niet
alleen in de beta- maar ook de alfa- en gammawetenschappen. Valorisatie van kennis beperkt zich niet alleen tot de
economische benutting, er kunnen ook maatschappelijke of culturele waarden gecreëerd worden.” – Notitie
Innovatieplatform 2007
De gedachte achter kennisvalorisatie wordt goed weergegeven door Hoogleraar Strategie en
Transformatiemanagement Annemieke Roobeek (een zelfbenoemd expert op het gebied van
valorisatie). Zij zegt tijdens een symposium bij de KNAW genaamd 'Kennis tot de derde macht':
“Minder dan 5 procent van de wetenschap wordt gevaloriseerd. Heel veel is curisoity driven, en dat
is goed. Maar hoe kun je toch meer uit dat vat halen om een maatschappelijke waarde toe te
voegen?” Het doel van de overheid is dus om meer kennis die in de wetenschap al aanwezig is te
valoriseren. De vraag is echter: hoe dan? Hoe kunnen we de samenwerking tussen wetenschap en
bedrijfsleven stimuleren?
In dit geval is de vraag stellen hem ook beantwoorden. Op initiatief van het Innovatieplatform is er
een Nederlandse Valorisatieagenda geschreven “Van voornemens naar voorsprong: kennis moet
circuleren”. Daar staat onder andere het simpele idee in dat op het Science Park in Amsterdam ook
bedrijven moeten worden gevestigd, zoals ASML en Philips, opdat er meer samenwerking ontstaat.
Dit idee kopieert eigenlijk de situatie in Silicon Valley vlakbij San Francisco. Daar zijn giganten als
Google, Facebook en IBM gevestigd rondom Stanford University. Het is droom van elke
afgestudeerde student aan Stanford om bij een van deze technologische bedrijven te gaan werken of
nog beter om een eigen start-up op te zetten. Zo worden de lijntjes kort gehouden tussen
universiteiten en ondernemingen. Ik ben er zeker voor om een dergelijk kweekvijver voor
'innovatie' ook in Nederland op te zetten. Dat klinkt allemaal mooi, maar staat nutsgericht
onderzoek werkelijk altijd aan de basis van technologische vooruitgang? Ik zal onder andere in deze
werkvergadering onderzoeken hoe belangrijke uitvindingen in de geschiedenis, zoals elektriciteit,
DNA en het GPS-systeem, tot stand gekomen.
Inmiddels zullen jullie je vast afvragen: waar gaat deze werkvergadering eigenlijk over? Welnu, het
gaat over de onderzoeksagenda in Nederland, dat wil zeggen: wie bepaalt er welke
onderzoeksvoorstellen wel of niet subsidie krijgen? Wat zijn de criteria aan de hand waarvan je kunt
bepalen welke wetenschapsgebieden belangrijk zijn en andere niet? Sinds de kennisvalorisatie zo
hoog op de agenda staat, wordt deze subsidie vooral toegekend aan “vakgebieden die kennis kunnen
verzilveren”, bijvoorbeeld geneeskunde (kankeronderzoek), neuroscience (hoe werkt het brein?), en
nanotechnologie (quantum computers). Fundamenteel onderzoek wordt daardoor een
ondergeschoven kindje. Tijdens deze werkvergadering zal ik betogen dat 'maatschappelijke
meerwaarde' een zeer discutabel criterium is om een onderzoeksagenda mee op te stellen, dat wil
zeggen om als startpunt van onderzoek te nemen. Om nog specifieker te zijn, is mijn stelling
tweeledig:
1. Kennisvalorisatie heeft geen prioriteit bij het opstellen van de onderzoeksagenda.
2. Onderzoeksagenda hoeft niet door de politiek en het grote publiek mede te worden bepaald.
Dit is precies het tegenovergestelde van wat het Nederlandse initiatief Science in Transition
beweert. Vorig najaar hebben vijf wetenschappers (onder andere een filosoof, en een medicus) een
position paper geschreven, dat heet “Waarom de wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar
aan te doen”. Daarin betogen zij dat het wetenschappelijke systeem moet veranderen: publicatiedruk moet bijvoorbeeld verdwijnen. De twee aanbevelingen waar ik mij vooral op wil
focussen zijn:
1. Wetenschap moet gewaardeerd worden om de maatschappelijke meerwaarde die het
oplevert.
2. Maatschappelijke stakeholders moeten meebeslissen over de kennisproductie.
Merk op dat dit precies in strijd is met wat ik eerder beweerde. Om deze beweringen meer recht te
doen en om meer context te geven, zal ik de samenvattingen van de secties “Kwaliteit” en
“Democratie en beleid” uit het paper voorlezen:
Kwaliteit
Krijgt de belastingbetaler waar voor zijn geld? Het is een valide vraag in een tijd waarin wetenschap grotendeels met
publieke middelen wordt gefinancierd. Het antwoord is helaas dat veel wetenschappelijke resultaten belangrijker zijn
voor de wetenschapper dan voor de maatschappij.Het is het gevolg van cijferfetisjisme bij de beoordeling van
wetenschap. Wetenschappers worden beoordeeld op het aantal publicaties in tijdschriften met hoge impactfactoren. Het
maakt het snel of veel maken van publiceerbare resultaten het hoogste doel van wetenschappers. Of ze daarmee
prangende maatschappelijke vragen beantwoorden is secundair. Het betekent ook dat risicovol langetermijn onderzoek
nauwelijks gefinancierd wordt. Vooral de levenswetenschappen zijn hierdoor verworden tot een ‘promovendifabriek’.
Promovendi en postdocs doen de bulk van het werk, echter zonder veel carrièreperspectief. Maar van hun begeleiders
zullen ze dat niet horen, want die willen hun goedkope krachten niet ontmoedigen.
Aanbeveling: formuleer nieuwe maatstaven waarlangs wetenschappers en wetenschappelijke resultaten beoordeeld
worden, en waarin de maatschappelijke waarde van het onderzoek nadrukkelijk meeweegt.
Aanbeveling: betrek maatschappelijke stakeholders bij de verdeling van onderzoeksgeld en bij het stellen van
prioriteiten in het onderzoek.
Democratie en beleid
Wetenschap is een geïnstitutionaliseerde kapitaalintensieve maatschappelijke activiteit geworden en moet als zodanig
behandeld worden. De democratische samenleving heeft het recht mee te beslissen over de wetenschapsagenda. Want
wetenschap is nu eenmaal niet waardevrij, ook basale wetenschap niet. Bijvoorbeeld: investeren we in het Higgsdeeltje
of in een malariavaccin? Wetenschap is onmisbaar in de politieke oordeels- en besluitvorming, en voor een
geïnformeerd maatschappelijk debat. Haar rol staat echter onder druk. Politici en beleidsmakers gaan selectief met
bevindingen uit onderzoek om. Opdrachtonderzoek wordt niet voor vol aangezien. Voortdurend staan er experts op die
het oordeel van anderen betwisten. Maatschappelijke organisaties komen met contra-expertise. Wetenschap die advies
wil geven is vaak gepolitiseerd.
Aanbeveling: zowel bij fundamenteel als toegepast onderzoek moet de maatschappij meehelpen bij het vaststellen van
onderzoeksprioriteiten. De wetenschap kan haar eigen koers niet op wetenschappelijke wijze bepalen. Daarvoor zijn
brede debatten en afwegingen nodig. De agenda van de wetenschap is een zaak van de samenleving.
Aanbeveling: strijdige inzichten rond wetenschappelijk onderzoek dat beleid en politiek wil adviseren behoren niet op
de achtergrond te worden gehoord maar op een publiek podium. Laat vaker onderzoekers naar de Tweede Kamer
komen, wees minder bang voor tegenstrijdige adviezen, probeer te achterhalen waar de verschillen vandaan komen,
knip eventueel problemen in delen op als er geen algehele oplossing is te bereiken. Laat experimenten toe, leer van
verkeerde wegen
Tot zover de introductie van mijn betoog. In het vervolg zal ik in een drietrapsraket betogen dat
'maatschappelijk nut' een verkeerd uitgangspunt voor onderzoek.
Ten eerste, zal ik uitleggen waarom uitspraken als “waarde van wetenschap ligt in
kennisvalorisatie” lariekoek zijn.
Ten tweede, zal ik mij richten op de relatie tussen fundamenteel onderzoek en toegepast
onderzoek. Stel dat je wel geïnteresseerd bent in hoe wetenschappelijke kennis kan worden
toegepast in de maatschappij, wat is dan de juiste insteek om de weg naar zo'n toepassing mee te
beginnen? Ik zal verschillende voorbeelden uit de geschiedenis aanhalen, waaruit blijkt dat nuttige
uitvindingen juist vaak voortkomen uit nutteloos onderzoek.
Ten derde, zal ik mij toespitsen op commercieel gerichte onderzoeken die gedaan worden door bedrijven om bijvoorbeeld nieuwe producten te verzinnen. In het bijzonder zal ik kijken hoe
het onderzoek bij het Natuurkundig Laboratorium van Philips in zijn werk ging in de jaren '50 en
'60. In die jaren was het NatLab zeer succesvol. Het interessante is dat juist in die tijd onderzoekers
erg vrij werden gelaten: fundamenteel onderzoek stond hoog in het vaandel en onderzoekers
mochten gewoon hun nieuwsgierigheid volgen. Daarom zal ik concluderen dat nieuwsgierigheid en
interesse altijd aan de basis moeten staan van onderzoek, en niet de vraag 'hoe de uitkomst van mijn
onderzoek zoveel mogelijk van nut zijn voor de maatschappij?'. De toepassingen komen vanzelf